Gerrijt Everts, weduwenaar. Op zijn verzoek verklaren de schepen (Jan Melchers) Oostervelt, en Juke Janszn van Hiddema, dat hun vrouwen zijn overleden, respectievelijk op 25 en 19 September 1631. En Jacob Hendrix, (oud: ......) dat zijn dochter Trijntie Jacobs, is overleden op 18 September 1631. Tevens, dat de vrouw van voornoemde Gerrijt ontrent deselfde tijd is overleden. De doodgraver Wijtse Wijtses toont zijn annotatie, waaruit blijkt dat de vrouwen van voornoemde schepen en die van voornoemde Gerrijt in de 37e week ende vrouw van voornoemde Juke en de dochter van voornoemde Jacob in de 36e week zijn begraven, allen op Oldehoof. Oud: ....
Jan Evertszn. burger, alhier. Oud:....... Crediteur van: Jarich Rienckszn, schipper (overleden?). Wordt, mede namens nog acht andere crediteuren van voornoemde Jarich, geconstitueert tot volmacht om het schip en de goederen welke Jarich te sutphen of elders mag hebben nagelaten, te aanvaerden, dit scihp naar Leeuwarden te voren en, indien nodig, de goederen te vercopen en van de penningen de crediteuren aldaer te betalen.
Antie, weduwe van Simon Haijes. Betreft: lastgeving aan de gemeensman Claes Pijtters, door de coopman Reinier de Haes te Amsterdam, om een camp landts, groot 1 pondemaat en gelegen te Goutum hetwelk hij van de landschappe van Friesland heeft gekocht, doch door voornoemde antie wordt gedetineerd, van voornoemde landschappe te eischen en te ontfangen.