Logo Historisch Centrum Leeuwarden

leeuwarden artikel link leeuwarden artikel link
 
Uw zoekacties: Mairie Grouw, 1812-1816

3001 Mairie Grouw, 1812-1816

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
I. Inleiding
2. Gemeentebestuur, gemeentelijke instellingen en ambtelijk apparaat
2.1. Ten tijde van de Republiek en in de Bataafs-Franse Tijd
3001 Mairie Grouw, 1812-1816
I. Inleiding
2. Gemeentebestuur, gemeentelijke instellingen en ambtelijk apparaat
2.1.
Ten tijde van de Republiek en in de Bataafs-Franse Tijd
Tot de Omwenteling van 1795 bestond er geen duidelijk onderscheid tussen de uitoefening van de rechtsmacht en het bestuur in de Friese grietenijen. De zeggenschap van het nedergerecht strekte zich uit over bestuurlijke aangelegenheden, maar ook over civiele en strafrechtspraak en familie- en boedelzaken. Het gerecht kwam wekelijks, uiterlijk elke veertien dagen, bijeen in de rechtkamer. Idaarderadeel had twee van zulke kamers. Eén in het koor van de Sint Piterkerk te Grouw en één in een lokaal nabij de kerk van Roordahuizum.

Het bestuur van de grietenij beperkte zich veelal tot het uitvoeren van landsordonnantiën, het uitoefenen van politietaken en het houden van toezicht op het onderhoud van (water)wegen en bruggen. In Idaarderadeel was vooral het onderhoud van de Leppedijk belangrijk. Die dijk, die liep tussen Beets en Irnsum en lag op het grondgebied van de grietenijen Opsterland en Utingeradeel, werd in de dertiende eeuw aangelegd om het kwartier Oostergo te beschermen tegen opstuwend water uit het zuidwesten. Het dijksonderhoud was in handen van het Leppaverbond, dat bestond uit de grietenijen Idaarderadeel, Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel en Smallingerland. Het verbond, dat regelmatig door de grietman van Idaarderadeel werd voorgezeten, verleende in 1477 aan de stad Leeuwarden “in ’t ewich” het eigendomsrecht op de Irnsumerzijl. De stad was daardoor verzekerd van een doorgang naar de Zuiderzee en controle over de belangrijke scheepvaartroute over de Boorne.
Zowel op bestuurlijk als op justitieel terrein stond de grietman aan het hoofd van het nedergerecht. “In ’t bestuur der Grietenij was hij nagenoeg alleenheerscher, terwijl hij op de rechtsbedeeling ongetwijfeld een sterk overwegenden invloed zal hebben uitgeoefend. Levenslang aangesteld had hij geene macht boven zich, en tegenover hem, of liever gezegd naast hem, waren niet anders dan de door hem zelven aangestelde Bysitters. In het Grietmansambt concentreerde zich alzoo eene macht bijna zonder eenig tegenwicht”, aldus mr. J.G. van Blom in De Vrije Fries van 1890. Enige nuance is hierbij op zijn plaats, want uit de deelsboeken van Idaarderadeel blijkt dat de grietman zich bij belangrijke besluiten regelmatig liet bijstaan door kerkvoogden of mederechters.

Bij vertrek of overlijden van de grietman werden drie kandidaat-grietmannen door de Hervormde floreenplichtigen van de grietenij verkozen. Eén van hen werd door de stadhouder uiteindelijk voor het leven benoemd. Op lokaal niveau werd een soortgelijke procedure gevolgd bij het aanstellen van bijzitters, grietenijsecretarissen en schoolmeesters. Deze functionarissen werden door de floreenplichtigen gekozen en vervolgens door de grietman in hun ambt bevestigd. Voorname families slaagden er al snel in de aanzienlijkste ambten in de grietenij te bemachtigen. In Idaarderadeel was het grietmanschap tussen 1620 en 1670 een halve eeuw in handen van Abraham en zijn neef Carel van Roorda. Tussen 1695 en 1742 waren verschillende leden van de adellijke familie Van Camstra grietman.
De ongebreidelde concentratie van macht bij de grietmannen en het misbruik dat zij daarvan niet zelden maakten, deed in de tweede helft van de achttiende eeuw de oppositie tegen hen en het bewind van de stadhouder aanwakkeren. Vanaf de jaren 1780 tekende zich een steeds duidelijker scheiding af tussen hervormingsgezinde patriotten en prinsgezinde aanhangers van de zittende elites. Door de intocht van het Franse leger in 1795 werd de politieke onrust in het voordeel van de patriotten beslecht. De Friese Februarirevolutie van dat jaar maakte voorlopig een einde aan de macht van de grietmannen en luidde de turbulente Bataafs-Franse Tijd in. In Idaarderadeel voltrok de machtswisseling zich geruisloos.

In de jaren tussen 1795 en 1815 volgden de bestuurlijke reorganisaties van de plattelandsbesturen elkaar in hoog tempo op. De eerste maanden na de omwenteling stelde het Comité Revolutionair Provinciaal op plaatselijk niveau municipaliteiten in. Eind 1795 maakten die tijdelijke besturen plaats voor gerechten, waarvan de leden volgens een getrapt kiesstelsel werden verkozen. Nog geen drie jaar later kwam daaraan alweer een einde, toen de sterk centralistische Staatsregeling van 1798 in werking trad. Die voorzag in een rechtstreekse aanstelling van leden van de gemeentebesturen door het Haagse Uitvoerend Bewind en beknotte volledig de eigen speelruimte die voordien aan de lokale besturen was gegeven.
De sterke centralisatie bleek geen succes. De Staatsregelingen van 1801 en 1805 gaven daarom enige zelfstandigheid aan de gemeenten terug. Ook kwam daarin voor het eerst een scheiding tussen de rechtsmacht en de bestuurlijke taken tot stand. Slechts het voorzitterschap van het gemeentebestuur en het plaatselijk gerecht bleef tot 1811 in handen van één persoon, de drost, die onder het Koninkrijk Holland (1806-1810) baljuw werd genoemd. In Idaarderadeel werd deze functie achtereenvolgens door Jetze van Sminia (1802-1806) en Sybrand van Haersma (1806-1811) bekleed.

Aan de personele unie kwam in 1811 definitief een einde. Het vredegerecht werd in de laatste jaren van de Franse overheersing volledig losgekoppeld van de gemeentebesturen. Die besturen op hun beurt werden na de inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk opnieuw geheel gereorganiseerd. De grenzen van de grietenijen, die vanaf 1795 waren gehandhaafd, werden per 1 januari 1812 losgelaten. De tweeëndertig plattelandsgemeenten maakten plaats voor tachtig mairieën, waarin het gezag bij de maires berustte. In de voormalige grietenij Idaarderadeel werden twee mairieën ingesteld; die van Grouw, met Gabe van Asperen en die van Roordahuizum met Nolke Jurgens Oevering aan het hoofd. Nadat de Fransen in 1813 waren verdreven bleven zij als schouten nog enkele jaren in functie.

Kenmerken

Auteur:
A. Tuinhout
Soort toegang:
inventaris
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de mairie Grouw
Omvang:
2,4 m1
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 3001 Mairie Grouw, 1812-1816
VERKORT:
NL-LwnHCL 3001