Logo Historisch Centrum Leeuwarden

leeuwarden artikel link leeuwarden artikel link
 
Uw zoekacties: Kadaster betreffende Leeuwarden en Leeuwarderadeel, 1832-1970

1060 Kadaster betreffende Leeuwarden en Leeuwarderadeel, 1832-1970

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1060 Kadaster betreffende Leeuwarden en Leeuwarderadeel, 1832-1970
1.
Inleiding
De kadastrale archieven zijn in 1832 opgezet als grond boekhouding voor de belastingheffing. Later werd deze rijksadministratie van belang voor verschillende zakelijke rechten zoals eigendom, hypotheek, erfdienstbaarheden, opstal, erfpacht en vruchtgebruik. De originelen van de kadastrale archieven bevinden zich bij het Rijksarchief en de Rijksdienst voor het Kadaster. De in het Gemeentearchief Leeuwarden aanwezige bescheiden betreffen afschriften die jaarlijks door de Rijksdienst voor het Kadaster t.b.v. gemeentelijke belastingadministraties werden bijgehouden. De stukken hebben betrekking op de kadastrale gemeenten waarin het grondgebied van Leeuwarden en Leeuwarderadeel is ingedeeld: Hijum, Jelsum, Leeuwarden, Huizum en Wirdum. Elke kadastrale gemeente is in secties onderverdeeld.
De kadastrale archiefbescheiden. In 1832 werden als grondslag voor de kadastrale boekhouding vervaardigd de:
a. minuutplans per kadastrale sectie, die de situatie van de opmetingen weergeven. In elk ingetekend grondperceel staat het betreffende kadastrale nummer genoteerd. De originelen zijn bij de Rijksdienst voor het Kadaster en Het Rijksarchief aanwezig. Micro-opnamen in vensterponskaart-vorm zijn op het Gemeentearchief aanwezig.
b. Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (O.A.T.) die per kadastrale gemeente in de volgorde van het kadasternummer een opgave bevat van de naam, woonplaats en het beroep van de eigenaar; de soort bebouwing, oppervlakte, klasse en belastbare opbrengst van ieder kadastraal perceel. Tevens staat in geval van een mutatie een verwijzing naar de Suppletoire Aanwijzende Tafels (f) genoteerd.
De minuutplans en de O.A.T.'s zijn ongewijzigd bewaard gebleven, en geven d.t.g. alleen de 1832-situatie aan!
Veranderingen van de kadastrale gegevens werden verwerkt in de:
c. Kadastrale leggers 1832-1969/1970, die voor een deel dezelfde gegevens als de O.A.T.'s bevatten, maar anders zijn gerangschikt. Oorspronkelijk was niet het kadaster-nummer bepalend voor de volgorde maar de naam van de eigenaar. Alle percelen waarop binnen een kadastrale gemeente door dezelfde persoon de zakelijke rechten werden uitgeoefend, werden in 1832 alfabetisch onder één hoofd in één leggerartikel opgenomen. Door het vastleggen van de veranderingen van oppervlakte (scheiding/samenvoeging) of eigenaar werden nieuwe artikels aangelegd en vervielen de oude. Rond 1909/1910 vond een opschoning van het leggerbestand 1832-1909/1910 plaats. De nog actuele artikels werden opnieuw in numerieke volgorde afgeschreven in een serie die tot 1969/1970 is bijgehouden. Vanaf 1970 stuurt de Rijksdienst voor het Kadaster jaarlijks fotocopieën van de gemuteerde leggerartikels naar de gemeente. De vervallen fotocopieën worden, eveneens jaarlijks, uit het dynamische bestand afgevoerd en bij elkaar gearchiveerd. Van de kadastrale gemeenten Huizum, Wirdum en Leeuwarden heeft het Gemeentearchief de bescheiden tot en met 1969/70 van de Secretarieafdeling Financiën/Onroerend Goed-belastingen overgenomen. Van de kadastrale gemeente Hijum en Jelsum zijn de bescheiden tot en met 1969/70 door de gemeente Leeuwarderadeel in bewaring gegeven.
Naast de eerder genoemde onderlinge verwijzingen tussen het oude en een nieuw leggerartikel, zorgen de navolgende registers en kaarten voor de toegankelijkheid van de kadastrale leggers:
d. De Alfabetische naamlijst van de eigenaren geven een verwijzing naar de betreffende leggerartikels. Oorspronkelijk werden deze lijsten aan het begin van elk nieuw deel aangelegd. Later is men overgegaan tot het vervaardigen van aparte registers. In 1929 werden deze registers bij de jaarlijkse mutatiebeurt niet meer door het Kadaster bijgehouden als gevolg van de invoering van de "Algemene Naamwijzer". De gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel blijken de mutaties vervolgens zelf te hebben bijgehouden. Volledig blijken deze lijsten evenwel niet te zijn.
e. De Chronologische lijsten van de veranderde leggerartikels geven per jaar aan in welke artikels een mutatie heeft plaatsgehad. De gevonden lijsten zijn of in de kadastrale leggers of als aparte archiefnummers terug te vinden, en lopen over de jaren 1860-1941.
f. De Suppletoire Aanwijzende Tafels (S.A.T.) 1832-1863. Aangezien de O.A.T.'s ongewijzigd moesten blijven bewaard, werden de veranderingen sectiegewijs in de S.A.T.'s opgenomen met een verwijzing naar het betreffende leggerartikel. Aanvankelijk betroffen dit zowel perceels- als eigendomsveranderingen. Bij de invoering van het "Register no.71" in 1844 (g) werden in de S.A.T.'s alleen nog de splitsingen/samenvoegingen genoteerd. Leeuwarderadeel staakte het bijhouden volledig in 1858, Leeuwarden deed dit in 1863.
g. Het Verwijzingsregister no.71 werd eind 1844 in gebruik genomen teneinde per kadastraal perceel een rechtstreekse verwijzing naar de betreffende leggerartikels te verkrijgen. De omslachtige weg om via de O.A.T.'s en de S.A.T.'s hiertoe te geraken kon daardoor worden overgeslagen. Daarnaast werd een toegang gecreëerd op de kadasternummers van nieuwe percelen. Voor direkt onderzoek in de leggers van voor 1844 biedt het register no.71 dus geen oplossing.
h. De minuutplans bij hermeting geven de bijgewerkte situatie in bepaalde jaren weer. Het originele 1832-plan bleef ongewijzigd; op bijbladen werden jaarlijks via raderen en bijwerkingen mutaties aangegeven. Na verloop van tijd werden deze wijzigingen in een nieuw minuutplan bij hermeting opgetekend. Overzichten van de secties van een kadastrale gemeente staan getekend in verzamelkaarten. Deze plans en kaarten zijn alleen bij de Rijksdienst voor het Kadaster en het Rijksarchief aanwezig.- Van enkele plans bevinden zich micro-opnamen in vensterponskaartvorm op het Gemeentearchief.
De mogelijkheden voor onderzoek.
Naast gegevens met betrekking tot de sociaal-economische situatie in een bepaald gebied zullen de kadastrale archivalia voor historisch onderzoek naar bebouwing en eigendom gebruikt kunnen worden. Naspeuring blijkt veelal intensief te zijn en de nodige tijd met zich mee te brengen!
1. De geschiedenis van een perceel.
- Uitgangspunt voor dit onderzoek is een bestaand kadastraal perceel.
- Indien de eigenaar van het perceel onbekend is, dan kan met behulp van de "verzamelkaarten" en de minuutplans bij hermeting (zie hiervoor a en f) de sectie en het nummer van het perceel worden vastgesteld.
- Via het "Verwijzingsregister no.71" (g) kan vervolgens de betreffende artikelnummers irt de Kadastrale leggers (c) worden gevonden waarop dit perceel voorkomt.
- In het hoofd van elk artikel staat de naam van de eigenaar e.a. aangegeven. In een aparte kolom wordt verwezen naar het leggerartikel waarvan het perceel afkomstig is of waarheen het is overgeschreven.
- Op deze wijze voortgaand kan men de achtereenvolgende eigenaren en eventuele scheidingen en/óf splitsingen tot het jaar 1832 terugvinden.
- De ongekeerde weg is ook mogelijk, waarbij dan uit wordt gegaan van het minuutplan 1832, de O.A.T.'s (b) en S.A.T.'s (f).
- Geregeld zal in de praktijk geconstateerd worden dat niet alle verwijzingen tijdens de jaarlijkse bijwerking door de Rijksdienst voor het Kadaster zijn aangebracht en er d.t.g. hiaten zijn. Vergelijking met het "Verwijzingsregister no.71" (g) of bestudering van de "Minuutplans" bij hermeting (h) kan dan alsnog de gewenste informatie opleveren.
2. Eigendomsbezit.
- De vaststelling van het grondbezit in één kadastrale gemeente van een bepaald persoon of familie kan geschieden aan de hand van de "Alfabetische' Naamlijst van de eigenaren" (d) waarin verwezen wordt naar de betreffende artikels in de Kadastrale leggers (c).
- Het totale grondbezit kan dan uit het leggerartikel worden opgemaakt omdat alle eigendommen van één persoon onder hetzelfde hoofd staan vermeld.
- Met behulp van de "Minuutplans bij hermeting" (h), waarop de nummers van de kadastrale percelen gegeven staan, kan worden nagegaan of er sprake is van een complex bezittingen of dat het eigendom verspreid lag over de kadastrale gemeente. Eventueel moet hierbij gebruik worden gemaakt van plans die de vroegere situaties weergeven.
- Er dient rekening te worden gehouden met de onvolledigheid van de "Alfabetische Naamregisters". Gaat het om bezit vanaf 1929, dan kan beter gebruik worden gemaakt van de bij de Rijksdienst voor het Kadaster aanwezige "Algemene Naamwijzer".
3. Bebouwingsreconstruktie van een straat, wijk, dorp e.a.
- Bij dit onderzoek gaat het om de vaststelling van de plattegrond op een bepaald tijdstip in het verleden. De aandacht zal daarbij met name zijn gericht op wijzigingen in de bebouwing, wegen, waterlopen e.d.
- Voor een gedegen onderzoek zal naast de op het Gemeentearchief op vensterponskaart aanwezige micro-opnamen van de "Minuutplans (bij hermeting)" (a en h) tevens gebruik moeten worden gemaakt van de bij de Rijksdienst voor het Kadaster aanwezige "hulpkaarten". Deze geven de veranderingen weer die in de tussenliggende periode van twee "Minuutplans bij hermeting" (h) hebben plaatsgevonden.
4. Het verband tussen kadastrale gegevens en andere archiefstukken.
- De kadastrale archivalia geven informatie prijs over de eigenaars en het eigendom vanaf het jaar 1832. (De volkstellingen, wijk- en bevolkingsregisters e.a. geven informatie over de eventuele gebruikers!)
- Bij de invoering van de kadastrale boekhouding werd bepaald dat de openbare ambtenaren in hun akten onder meer "de beknopte aanduiding der laatste eigendoms bewijzen of de titels van aankomst" moesten aangeven. Hieraan is het te danken dat in verschillende eigendomsakten van voor 1832 verdere gegevens zijn terug te vinden.
- Deze akten, waarbij veelal onderzoek in de hypothecaire boekhouding dient te worden gedaan, bevinden zich voornamelijk op het Rijksarchief.
- In het Gemeentearchief kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige floreenkohieren die een opsomming bevatten van de over het bezit geheven landschapsbelasting volgens, huurwaarde. In steden zoals Leeuwarden werden de z.g. huisflorenen geheven (zie ook hierna). De floreenkohieren werden gemiddeld om de tien jaar opgemaakt en lopen over de jaren 1700-1858.
- Voor de kadastrale, gemeenten Hijum, Wirdum, Jelsum en Huizum bevinden de betreffende floreenkohieren zich in het (Oud) Administratief archief van de gemeente Leeuwarderadeel (inv. no.'s D 17:1-17). Men gaat bij onderzoek uit van de eigenaar volgens de kadastrale boekhouding in 1832. Zoekt deze vervolgens op in de Alfabetische Naamlijsten op de floreenkohieren van 1838, 1848 of 1858 (D 26:1-4), en verkrijgt daarmee het floreennummer waarop het aangeslagen bezit in de floreenkohieren staat vermeld. De kohieren over de jaren 1828, 1838, 1848 en 1858 geven in de marge in navolging van de genoemde verplichting het in 1832 ingevoerde kadastrale nummer, hetgeen dan ter controle kan dienen. Ook aan de hand van het floreennummer kan vervolgens tot het jaar 1700 worden teruggewerkt.
- Voor de kadastrale gemeente Leeuwarden geldt in grote lijnen eenzelfde werkwijze; voorzover het landerijen en niet.de stedelijke bebouwingen betreft! Door in de alfabetische index van het floreenkohier van 1828 (Secretariearchief Leeuwarden 1811-1850, inv. no.643) de in de kadastrale boekhouding gevonden eigenaar op te zoeken, komt men aan het floreennummer waarmee weer tot het jaar 1700 in de oudere floreenkohieren kan worden teruggewerkt. (Idem, inv. no.'s 641 en 642; Oud Administratief archief van Leeuwarden 1522-1810, inv. no.'s M 672-682). De kohieren over de jaren 1838, 1848 en 1858 zijn niet voor Leeuwarden opgemaakt. Tevens ontbreken in de marges van het floreenkohier 1828 de kadastrale nummers! De geschiedenis van de stedelijke bebouwing kan over de jaren 1780-1810 in de stedelijke kohieren van de huisflorenen (inv. no.'s M 518-557 en M 580-598) worden onderzocht. Voor verder onderzoek voor het jaar 1780 moet gebruik worden gemaakt van de Klein en Groot Consentboeken die over de jaren 1580-1811 lopen en waarvan klappers op straatnaam aanwezig zijn.
Lit. F. Keverling-Buisman en E. Muller-"Kadastergids". Den Haag 1979.
W. van Driel. juli 1987.

Kenmerken

Datering:
1832-1970
Soort toegang:
plaatsingslijst
Omvang:
8 m1
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 1060 Kadaster betreffende Leeuwarden en Leeuwarderadeel, 1832-1970
VERKORT:
NL-LwnHCL 1060