Logo Historisch Centrum Leeuwarden

leeuwarden artikel link leeuwarden artikel link
 
Uw zoekacties: Evangelisch-Lutherse Gemeente Leeuwarden, 1669-1956

1730 Evangelisch-Lutherse Gemeente Leeuwarden, 1669-1956

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1730 Evangelisch-Lutherse Gemeente Leeuwarden, 1669-1956
1.
Inleiding
Tegen het midden van de XVIIe eeuw komen de eerste berichten over Leeuwarder Lutheranen. Hun herkomst zal wel in Oostfriesland, Oldenburg en Westfalen gezocht moeten worden, uit welke streken in die jaren een geregelde immigratie naar Friesland valt de constateeren. Een zekere Julius Caesar, uit het Brunswijksche en 1652 predikant in Oostfriesland geworden, schijnt hier (en te Groningen, waar hij 1668 beroepen werd) meermalen te hebben gepreekt. in 1668 vraagt de blijkbaar aangegroeide gemeente verlof tot kerkbouw, wat geweigerd wordt en het jaar daarop komt Ds. Lenderich uit Amsterdam hier en te Harlingen gemeenten stichten. Als de (stedelijke) overheid er achter komt, moet hij binnen drie dagen de stad uit. Het titelblad van een-overigens verloren gegaan (mogelijk blanco gebleven)-rekenboek van 1669 is het eenige, dat nog aan die episode herinnert. Het is het oudste stuk in het kerkarchief. Het vooral sedert 1672 sterk groeiende garnizoen met zijn vele Duitsche militairen van verschillende confessie deed ook de Augsburgsche gemeente in omvang en aanzien stijgen en in 1680 mocht het, na aanvankelijke weigering door den magistraat, in hooger beroep bij Gedeputeerden gelukken aan den rand der stad, maar nog binnen de wallen, tot kerkbouw over te gaan. Dit eerste bouwsel aan de Nieuwe Oosterstraat dankte de weinig vermogende gemeente aan zekeren Jr. Andreas Möller, wiens beeltenis en afstamming nog op een meer merkwaardig dan fraai gedenkschild achter het orgel te zien vallen. Volgens de overlevering werd in de stal, die er tevoren stond al voor den aankoop door de gemeente gekerkt.
Erg hecht kan het bouwsel niet geweest zijn, want reeds in 1774 wordt het vrijwel geheel gesloopt en door het huidige vervangen, dat in 1888 nog een nieuwe bekapping krijgt. Ook het oorspronkelijke Schnitgerorgel, door Joachim Hess, die te Leeuwarden geboren was, nog in zijn 1774 uitgekomen "Dispositien" beschreven, werd op een paar registers na, in 1775 vervangen; een geschiedenis, die zich in 1869 herhaalde.
De sedert 1680 opgebouwde administratie vertoont weinig differentiatie. De kerkeraad is het centrale orgaan, waar alle stukken, ongeacht aan wien gericht, terecht komen. De diakonie -in het leven geroepen in 1756, toen de magistraat ook de niet gereformeerde kerkbesturen bij de armenzorg ging inschakelen-is steeds als een commissie binnen den kerkeraad beschouwd, zonder eigen archief. Hetzelfde geldt voor de kerkelijke fondsen. Het archief, in 1963 ter ordening en bewaring aan het Gemeentearchief overgedragen, bleek redelijk goed te zijn bewaard. De eerste sporen van reconstructie doen zich voor in 1712, als de nieuwe predikant, Ds. Johannes van der Heyden uit de losse briefjes, die zijn voorganger had nagelaten een lidmatenboek samenstelt. Ruim honderd jaar later, in 1824 wijdt Ds. Johannes Frederik Freijer zich aan het archief, in het begin van dat jaar-na reglementswijziging-aan kerkrentmeesters en diakenen overgedragen. Hij treft een ordelooze massa losse papieren en ongebonden deelen in een kast aan, ordent alles, laat de deelen in banden zetten en ook de losse stukken worden, met aparte indices en beschouwingen over de geschiedenis der gemeente in verzamelbanden bijeengevoegd. Veel wordt ook vernietigd, eigendomsbewijzen van panden, die lang tevoren reeds vervreemd waren, armenrequesten, synodale notulen (behalve die, welke over de afzetting van Ds. Pesarovius handelden), facturen en quitanties en mogelijk nog meer, verdwijnt. De bestekken van de herbouw uit 1774 worden gespaard, "pro memoria en tevens wegens een klein briefje van de hand van Ds. Sterk, waarbij verzogt wordt dezelve te bewaren".
Wij mogen echter dankbaar zijn voor de activiteiten van Ds. Freijer, waardoor het toen door hem bijeengebondene ook inderdaad gespaard is gebleven. Het verlies van het grootste gedeelte der correspondentie uit de jaren 1830-1848, op dezelfde wijze genummerd als in Freijers tijd, maar niet gebonden zou, zonder zijn ingrijpen ook voor het oudere archief wel het ergste hebben doen vreezen.
Behalve het zoo juist genoemde deel van de correspondentie (die ook uit de latere jaren niet altijd volledig is overgeleverd) ontbreekt merkwaardigerwijze practisch de geheele boekhouding uit de jaren 1824-1931.
De inventaris van het kerkarchief werd bewerkt tot aan de invoering van de nieuwe kerkorde per 1 Januari 1956. In het archief is de invloed daarvan terug te vinden bij de bevolkingsadministratie, die toen op andere wijze werd ingericht. Toevallig vertoonden ook de notulen en kasboeken een caesuur, die niet al te ver van dat tijdstip aflag. Het spreekt vanzelf, dat bij een einddatum, die zoo weinig ver in het verleden ligt, niet alle bescheiden door den kerkeraad gemist konden worden, zoodat het laatst beschreven notulendeel en de correspondentie sedert 1946 alsmede-ter spreiding-de contraboeken na beschrijving zijn teruggeplaatst in de archievenkast in de consistoriekamer. Van de gedeponeerde archieven werden de eerste twee bij het kerkarchief aangetroffen. Het archief van het kerkkoor werd van het bestuur in bewaring ontvangen en de twee laatste archiefjes zijn uitsluitend beschreven en sedert aan de respectieve secretaressen teruggegeven. Dat van de naaikrans Catharina van Bora wordt op het oogenblik bewaard in een kast in de consistoriekamer. Volledigheidshalve maak ik nog melding van de in 1929 opgerichte meisjesclub, later vrouwenvereeniging Martha-Maria en de na den oorlog in het leven geroepen Leeuwarder afdeeling van den (mannen)bond "Maarten Luther". Beide zijn in het bezit van hunne archieven.

Kenmerken

Datering:
1669-1956
Soort toegang:
inventaris
Omvang:
3,2 m1
Samenvatting:
Kerkeraad, Diakonie, Kerkrentmeesters, Fonds voor Weduwen en Weezen, Gemeentelijk Fonds voor bijzondere Nooden, Zondagsschool, Gemeenteblad, Orgelfonds, Jongelings- en Jongelingsvriendenvereniging Luther, Afd. Leeuwarden van het Nederlands Luthers Genootschap voor In- en Uitwendige Zending, Kerkkoor Maarten Luther, Naaikrans Catharina van Bora, Jongensclub Paul Luther, Mannenkring
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 1730 Evangelisch-Lutherse Gemeente Leeuwarden, 1669-1956
VERKORT:
NL-LwnHCL 1730