Logo Historisch Centrum Leeuwarden

leeuwarden artikel link leeuwarden artikel link
 
Uw zoekacties: Mairie Grouw, 1812-1816

3001 Mairie Grouw, 1812-1816

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
I. Inleiding
1. Karakterisering en ontwikkeling van het gebied
1.2. Economische ontwikkeling
3001 Mairie Grouw, 1812-1816
I. Inleiding
1. Karakterisering en ontwikkeling van het gebied
1.2.
Economische ontwikkeling
De economie en de geografische gesteldheid van het gebied zijn in Idaarderadeel nauw met elkaar verbonden. Enerzijds wordt de geografie van het landschap beïnvloed door economische factoren, zoals bij de turfafgraving in de Oude Venen. Anderzijds zijn het de geografische factoren die een stimulans geven aan de economische ontwikkeling. De aanwezigheid van veengrond in de Oude Venen maakte de kleinschalige winning van sponturf mogelijk. Al in de achttiende eeuw werd daarmee begonnen. In de tweede helft van de negentiende eeuw kende de vervening nog een korte opleving. In 1855 werd achter Wartena circa 4685 vierkante el ‘gespreid veen’ gewonnen en tien jaar later was dat al opgelopen tot 20.604 vierkante el. De winning van turf, waarin vooral de veenbazen Jan Johannes en Geert Jans van Keimpema een rol speelden, werd er in 1871 gestaakt.

Door de uitgraving van de veenderijen ontstonden er nieuwe meren en daarmee ook nieuwe visgronden voor de plaatselijke vissers. In de gehele gemeente lagen zeer visrijke wateren, waar onder meer op snoek, karper, brasem, baars en paling werd gevist. Het aantal mensen dat van de visserij leefde was in Idaarderadeel aanzienlijk. In de jaren 1930 waren er alleen al in het dorp Wartena zo’n vijftien vissersgezinnen. Hun aantal nam in de naoorlogse jaren snel af. Door de afsluiting van watergangen en sterke prijsdalingen waren er omstreeks 1970 nog maar enkele beroepsvissers over.

Eenzelfde teloorgang maakten de schipperij en de scheepsbouw in de gemeente door. In 1851 hadden honderdvijftien schepen hun thuishaven binnen Idaarderadeel. In 1927 waren dat er nog slechts zevenentwintig. Van de acht scheepswerven die de gemeente in het midden van de negentiende eeuw telde, staakten de meeste na 1900 hun productie. De overgang van houten op metalen schepen kon maar door weinig bedrijven worden gevolgd. De werf van Bijlsma in Wartena maakte, bij uitzondering, wel een succesvolle overstap en ging zich toeleggen op de bouw van binnenvaartschepen. Bij het bedrijf waren in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ongeveer vijfentwintig personen werkzaam.

Verreweg de grootste economische motor in Idaarderadeel was de landbouwsector. Vanaf de Middeleeuwen kwam de veeteelt in Midden-Friesland tot grote bloei. Door de verbetering van de waterhuishouding in de gemeente en de ontwikkeling van nieuwe landbouwmethoden, kende de veestapel in de negentiende en twintigste eeuw een aanzienlijke uitbreiding. Een enkele maal vormden plaagdieren, weersomstandigheden of veeziekten – zoals de gevreesde longziekte of mond-en-klauwzeer – een rem op de groei. Dat was volgens het gemeenteverslag onder andere in 1864 het geval: “De toestand van den landbouw was over het algemeen niet zoo gunstig als in vorige jaren. De ongunstige weersgesteldheid had veel schaarschte van gras ten gevolge, zoodat dan ook de hooioogst gering was te noemen. De meeste veehouders waren hierdoor genoodzaakt zich van een gedeelte van hun vee te ontdoen.”
Een deel van de veestapel was bestemd voor de slacht en voor de handel. Vlees en jongvee werden aan het einde van de negentiende eeuw vanuit Idaarderadeel naar het buitenland geëxporteerd: “Veel geslacht vee, schapen, kalveren en varkens werden in ’t vorige jaar naar Engeland verzonden. De handel was ten allen tijde levendig; er werd veel vee naar ’t buitenland verkocht, vooral naar Noord-Amerika en naar Engeland en Duitschland”, aldus het gemeenteverslag over 1883.

Verreweg de grootste winsten werden gemaakt met de boter- en kaashandel, zowel in binnen- als buitenland. Volgens het gemeenteverslag van 1853 was “De groothandel en inzonderheid in boter en kaas […] ten vorigen jare door de ontzaggelijke hooge prijzen zeer bloeijende geweest en heeft ongetwijfeld groote winsten opgeleverd.”

In de tweede helft van de negentiende eeuw zette de landbouw in Idaarderadeel een industriële ontwikkeling in gang, die voor de gemeente van enorme betekenis is geweest. Vrijwel alle industrieën in de gemeente vonden hun oorsprong in de landbouwsector. Evident is dat bij de coöperatieve zuivelfabrieken, waarvan de eerste in Nederland in 1886 in Warga werd opgericht door een coöperatie van drieëntwintig boeren onder aanvoering van Hendrik Johannes Kooistra. Later volgden de fabrieken van Roordahuizum (1890), Grouw (1896) en Wartena (1898). Binnen enkele jaren ontwikkelde de zuivelindustrie zich tot een grote werkgever in de gemeente. De gezamenlijke zuivelfabrieken hadden in 1901 zo’n zeventig werknemers, in 1916 was dat aantal al opgelopen tot ruim honderddertig. De grootste groei maakte de fabriek te Warga door. Terwijl de fabrieken van Grouw, Roordahuizum en Wartena in de jaren 1960 als gevolg van schaalvergroting werden gesloten, ontwikkelde Warga zich tot de Centrale Melkinrichting van Friesland. De verwerkingscapaciteit van de fabriek liep op van vier miljoen kilo melk in 1937 tot vijftig miljoen in 1969. Met vierhonderd werknemers was de Frico in 1983 de grootste werkgever van Idaarderadeel.
De fabriek werd daarin op de voet gevolgd door Halbertsma’s houtfabrieken in Grouw, een bedrijf dat eveneens zijn wortels had in de landbouwsector. Het ontstond in 1891 als machinale houtbewerkingsfabriek uit een kuiperij van botertonnen. Ook de fabriek zelf vond later veel klanten in de zuivelsector. Bij Halbertsma werden aanvankelijk veel kisten gemaakt voor het verschepen van zuivelproducten over langere afstanden. De focus op verpakkingsmaterialen voor de industrie leidde vanaf de jaren 1960 tot de fabricage van pallets en laadborden, waarvan Halbertsma één van de grootste producenten werd. In de jaren 1930 startte het bedrijf ook met de fabricage van deuren, vooral als gevolg van de economische Depressie die aanzette tot het vinden van nieuwe afzetmarkten.
Halbertsma maakte vanaf de oprichting een sterke groei door. De fabriek begon in 1891 met één stoommachine van 12 pk. In 1930 was het motorvermogen al opgelopen tot 720 pk. Eenzelfde stijgende lijn was lange tijd zichtbaar in het personeelsbestand.

De expansieve groei van de werkgelegenheid bij Halbertsma is van grote invloed geweest op het dorp Grouw. In de jaren 1950 werkte twintig tot vijfentwintig procent van de Grouwster beroepsbevolking bij ‘It Houtsjefabryk’. De vraag naar personeel oversteeg in die tijd het aantal in Idaarderadeel beschikbare arbeidskrachten, waardoor er werknemers van buiten de gemeente moesten worden aangetrokken. Heel anders dan de buurgemeenten Rauwerderhem en Utingeradeel, waar men vooral woonforensen kende die in de omliggende steden werkten, kende Idaarderadeel werkforensisme. In 1947 waren er 98 inwoners die buiten de gemeente werkten, tegen 209 die van buiten de gemeente kwamen om in Idaarderadeel te werken. In 1960 waren deze cijfers 259 tegen 424 forensen. De cijfers zijn typerend voor de ontwikkeling die Idaarderadeel vanaf het einde van de negentiende eeuw doormaakte van een bijna volkomen agrarische gemeente naar een industriegemeente van betekenis.
Van de werknemers die na de Tweede Wereldoorlog van elders werden aangetrokken bestond een deel uit gespecialiseerde metaalarbeiders voor de firma Stork-Bepak in Grouw. Dat bedrijf had eveneens een nauwe connectie met de agrarische sector. Het was in 1855 door Tjalke van der Ploeg aan de Waachshaven in Grouw begonnen. Al snel ging het zich toeleggen op de fabricage van brandkasten en brandspuiten. “Door den fabrikant wordt er steeds naar gestreefd de nieuwste uitvindingen op dit gebied in toepassing te brengen bij zijn fabricaat, hetgeen dan ook ten gevolge heeft dat van uit alle oorden van ons vaderland bestellingen worden gedaan”, zo meldde het gemeenteverslag.

De nieuwe Grouwster brandspuit werd in 1862 bij Van der Ploeg besteld en moest in de nacht van 11 op 12 december 1899 bij het bedrijf zelf in actie komen. De fabriek brandde toen geheel af. Aan de Stationsweg werd later de fabricage voortgezet, niet alleen van brandkasten en brandspuiten, maar ook van machines voor de opkomende zuivelindustrie. Hoewel het bedrijf tussen 1909 en 1917 het aantal medewerkers van dertig naar circa honderd zag stijgen, werd de perifere ligging van Grouw in toenemende mate als een bezwaar gezien. In 1917 verplaatste Van der Ploeg zijn productie naar Apeldoorn om dichter bij zijn klanten te zijn. Twee oud-werknemers, Jan van der Made en Tjitze de Vries, zetten de Grouwster metaalindustrie voort. Zij begonnen aan de Nieuwe Kade een reparatiebedrijf voor zuivelwerktuigen, dat later ook machines, melk- en kaasbakken voor de zuivelindustrie ging produceren. In 1951 fuseerde de fabriek met Voltawerk Gorredijk, dat in 1973 onderdeel werd van Stork-VMF.
De door de landbouwsector geïnitieerde industrialisatie veroorzaakte vanaf het einde van de negentiende eeuw een toename van de werkgelegenheid, die het aantal armlastigen in Idaarderadeel belangrijk liet dalen. Volgens het gemeenteverslag over 1900 was “de toestand van de arbeidersklasse […] verbeterd. De bedeelingen der Armvoogdijen betreffen bijna alleen het belangrijke getal ouden van dagen, weduwen en wezen. De veehouders beleven thans weer voordeeliger jaren; in de andere vakken is de toestand minder gedrukt. De fabrieken breiden zich uit.”
In het bijzonder in de jaren voor 1870, toen de industrialisatie nog geen aanvang had genomen, was de toestand van de armen soms zorgwekkend. “Wanneer men het oog vestigt op den toestand van het Armwezen, erlangt men de treurige overtuiging dat er werkelijk nog oneindig veel te doen valt om het lot van eene groote menigte natuurgenooten te verbeteren. Zoowel moreel als materieel staan de armen ontegenzeggelijk op eenen zeer lagen trap en leven bijna buiten werkelijke aanraking met de andere, althans hoogere, standen der Maatschappij”, zo verzuchtte het gemeenteverslag over 1851. “De armoede toch ontstaat meerendeels onder de arbeiders, die gewoonlijk gedurende den winter geen werk kunnen erlangen en bij de bestaande duurte der levensmiddelen des zomers niet zooveel kunnen verdienen dat zij des winters daarop kunnen ledig loopen.” Veel boerenarbeiders leefden in de wintermaanden van de bedeling, wat een grote wissel trok op de hoofdelijke omslag die in de gemeente werd geheven. Al in de negentiende eeuw begon het gemeentebestuur een aantal werkverschaffingsprojecten om de armlastigen te helpen. Rond 1855 werden werklozen ingezet om stenen te bikken voor het verharden van de Overijsselseweg. Verder konden zij in de grotere dorpen Grouw, Warga en Roordahuizum vlas braken, hout hakken en touw pluizen om in hun onderhoud te voorzien. In 1867 werd een aantal werklozen aan het werk gezet bij de aanleg van de spoorbaan van Leeuwarden naar Heerenveen.
Hoewel de situatie vanaf het einde van de negentiende eeuw beslist rooskleuriger werd, maakten de industrialisatie en de daaraan verbonden nationale en internationale afzetmarkten de gemeentelijke economie ook gevoeliger voor invloeden van buitenaf. De economische depressie van de jaren 1930 ging aan Idaarderadeel niet voorbij: “Wij leven op het oogenblik in een moeilijken, bewogen tijd. Een tijd waarin de economische depressie zich heeft uitgestrekt over bijna de geheele wereld. De financieele uitkomsten van tal van industrieën en bedrijven zijn gedaald tot een niveau gelijk nimmer te voren. Vele ingezetenen dezer gemeente, die in hoofdzaak hunne middelen van bestaan vinden in het veeteeltbedrijf, worden door deze crisis wel bizonder zwaar getroffen” , zo sprak burgemeester Poppinga bij zijn installatie in 1934. Het aantal werklozen piekte in de jaren ’30 enkele malen, vooral in de jaren waarin de industrie het meeste onder de crisis leed.
Door de expansie van de industrie bleef de werkloosheid in Idaarderadeel na de Tweede Wereldoorlog laag. Er was een overschot aan laaggeschoolde functies, waarin het gemeentelijk arbeidspotentieel niet kon voorzien. Aanvankelijk werden de tekorten aangevuld met werknemers van buiten de gemeentegrens. Aan het einde van de jaren ’60 richtte de Grouwster industrie zijn blik zelfs over de landsgrenzen. Met name Halbertsma’s houtfabriek haalde in deze tijd meer dan honderd Turkse gastarbeiders naar Grouw. Een aantal van hen woonde tijdelijk op het bedrijfsterrein in de barak “Atatürk”.


Kenmerken

Auteur:
A. Tuinhout
Soort toegang:
inventaris
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de mairie Grouw
Omvang:
2,4 m1
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 3001 Mairie Grouw, 1812-1816
VERKORT:
NL-LwnHCL 3001