Logo Historisch Centrum Leeuwarden

leeuwarden artikel link leeuwarden artikel link
 
Uw zoekacties: Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf in Idaarderadeel, 1908-1938

3032 Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf in Idaarderadeel, 1908-1938

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
I. Inleiding
3032 Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf in Idaarderadeel, 1908-1938
I.
Inleiding
“‘Meer Licht’-‘beter licht!’ is het ideaal waarnaar we in onze plaats sinds geruime tijd streven. De petroleumlampen, beter bekend onder de minder eervolle naam van ‘gleone spikerkoppen’, die tot nu toe onze straten hebben verlicht, passen niet meer in onze wereld van vooruitgang […] De tegenwoordige tijd stelt hoogere eischen. Ons gemeentebestuur heeft dat ook ingezien. Geruimen tijd geleden is reeds een gedetailleerd plan van een gasfabriek ter tafel geweest, gewikt en gewogen, maar … te licht bevonden, of liever, voor de gemeentebeurs te zwaar”, zo verhaalde het plaatselijke nieuws- en advertentieblad “Frisia” in de zomer van 1909. Nadat een plan voor de oprichting van een gemeentelijke gasfabriek in 1908 wegens de te hoge kosten was verworpen, werd al snel omgezien naar een alternatief. Burgemeester en Wethouders namen het Amsterdamse ingenieursbureau Mijnssen en Co. in de arm met het verzoek om de mogelijkheid tot vestiging van een elektriciteitscentrale te onderzoeken. In het dorp Warga, waar de zuivelfabriek over een elektrische generator beschikte, was al aangetoond dat elektrische straatverlichting prima functioneerde. Ook in Grouw ontbrak het niet aan animo; particulieren en bedrijven tekenden daar op voorhand in op de realisering van ruim zevenhonderd lichtaansluitingen.

De gemeenteraad stond nogal kritisch tegenover het initiatief. Bij de begroting van Mijnssen en Co. werden vraagtekens gezet. De plaatselijke machinefabriek Van der Ploeg uitte twijfels over de toepassing van dure zuiggasmotoren en hier en daar werd ook gesuggereerd om de mogelijke oprichting van een grotere districtscentrale in Leeuwarden af te wachten. Het college hield in het najaar van 1909 voet bij stuk door de raad voor te stellen toch met Mijnssen in zee te gaan. In de raadsvergadering van 27 november staakten de stemmen. In januari 1910, toen de zaak in de raad opnieuw aan de orde kwam, werd besloten om de exploitatie van een elektriciteitscentrale verder te onderzoeken alvorens tot besluitvorming over te gaan. Eind februari 1910 kreeg het Rotterdamse ingenieursbureau Fr. Eriksson opdracht om nieuwe alternatieven met bijbehorende begrotingen uit te werken. Eriksson kwijtte zich binnen enkele weken van zijn opdracht. Hij rekende meerdere alternatieven door, variërend van alleen de aansluiting van het dorp Grouw, tot de aansluiting van de gehele gemeente en een aantal buurdorpen in andere gemeenten.

Op 14 juni 1910 viel in de raad het besluit om de elektriciteitscentrale te realiseren en de gehele gemeente aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Dat was zeker niet de goedkoopste optie, want met name de aansluiting van de afgelegen dorpen Friens en Warstiens bleek relatief duur. Een bijkomend voordeel was wel dat de centrale ook stroom zou kunnen leveren aan elektrische poldergemalen. “Het gebruik der elektriciteit voor polderbemaling lachte verschillende leden zeer toe”, schreef Eriksson in zijn rapport. Het bood een goede mogelijkheid om de waterhuishouding in de gemeente te verbeteren en om aan de frequente overstromingen in het gebied een einde te maken.


In 1911 werd aan de 2e Oosterveldstraat in Grouw begonnen met de bouw van de elektrische centrale en bijbehorende dienstwoningen. Ingenieur Eriksson begeleidde de bouw en de opstelling van de generatoren. De levering van het elektriciteitsnet werd voor ƒ 116.361,- gegund aan de firma Groeneveld, Ruempel en Co. te Amsterdam en de plaatselijke fabrikant Van der Ploeg mocht voor ƒ 42.575,- de motoren leveren. Dat werd niet – zoals aanvankelijk bepleit – een stoomgedreven locomobiel, maar drie ruwe olie-dieselmotoren.

De centrale leverde in november 1911 de eerste stroom. Officieel kwam hij per 1 januari 1912 in bedrijf. De gemeenteraad had in augustus al een verordening op de stroomleverantie en een beheersverordening vastgesteld. De laatste schreef onder andere voor dat het elektriciteitsbedrijf een eigen boekhouding zou voeren, waarbij het kapitaal door Burgemeester en Wethouders beschikbaar werd gesteld. Ook werd een bijzondere commissie van bijstand als bedoeld in artikel 54 van de Gemeentewet ingesteld, die was belast met het toezicht op het bedrijf.

Na de ingebruikstelling maakte de elektrische centrale een vliegende start. “Het aantal aangesloten perceelen gedurende het eerste jaar geeft aanleiding tot tevredenheid”, meldde het eerste jaarverslag niet zonder trots. In januari 1913 waren er al 609 aangesloten percelen en 4626 lichtaansluitingen. Naast de dorpen van Idaarderadeel werd de stroom tot november 1921 ook geleverd aan Irnsum en Rauwerd. Transformatoren waren onder andere ondergebracht in de zuivelfabrieken te Grouw en Roordahuizum en in de polders Grote Wargaastermeer en Ald Skroet.


Naast het graanbedrijf in Grouw waren de zuivelfabrieken en de poldergemalen de grootste afnemers van krachtstroom. Uit het jaarverslag over 1918 blijkt dat de meeste elektriciteit in dat jaar geleverd werd aan het geïndustrialiseerde dorp Grouw. Van de 120.244 geleverde kilowattuur werd dat jaar 49,7% verkocht te Grouw, 12% in Warga, 10,9% aan de grote polders, 3% aan Wartena en 0,4% aan zowel Aegum als Friens. In de volgende decennia werd de totale leverantie verder vergroot. In 1921 werd al 211.587 kilowattuur geleverd, in 1925 315.616 kilowattuur en in 1937 634.591 kilowattuur.

In die jaren werd de stroom al niet meer in Grouw opgewekt. De centrale aan de
2e Oosterveldstraat was maar kort in gebruik. De toepassing van ruwe olie-dieselmotoren bleek een foute keuze. In 1912 werd ruim 56.000 kilo gasolie verstookt. Al in het eerste jaarverslag werd voorgesteld om de motoren om te bouwen voor steenkolenteerolie, dat minder last had van prijsschommelingen. De inkoop van brandstoffen tegen een rendabele prijs werd tijdens de Eerste Wereldoorlog verder bemoeilijkt. Met ingang van 1917 werd de productie van elektriciteit in Grouw geheel gestaakt.

Het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf werd in dat jaar omgevormd tot een distributiebedrijf, dat de stroom tegen een gunstig tarief inkocht bij het Provinciaal Electriciteitsbedrijf (PEB) in Leeuwarden en alleen nog doorleverde aan klanten. Die bevonden zich in een steeds verder uitdijend afzetgebied, want langzamerhand werden ook meer afgelegen delen van de gemeente op het lichtnet aangesloten. Narderburen en Domwier bij Warga kregen respectievelijk in 1918 en 1924 elektriciteit, het Hofland en Laagland bij Grouw in 1922. Een jaar later werd het bovengrondse laagspanningsnet grotendeels door een ondergronds net vervangen.


Het hoogspanningskabelnet werd in 1924 aan het Provinciaal Electriciteitsbedrijf overgedragen, dat een grote invloed op het gemeentelijk bedrijf ging uitoefenen. De eerste chef-monteurs Draaisma (1912-1921) en Stuut (1921-1937) waren nog in gemeentelijke dienst, maar per 1 januari 1938 nam het PEB de technische leiding van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf over. Al aan het einde van de jaren ’30 werd vanuit Leeuwarden een volledige overdracht van het GEB aan de provincie voorgesteld, maar het gemeentebestuur achtte de tijd daarvoor toen nog niet rijp. Dat veranderde aan het begin van de jaren ’50, toen de in 1924 gesloten overeenkomst voor stroomlevering met het Provinciaal Electriciteitsbedrijf afliep. Het lage tarief waarvoor Idaarderadeel de stroom ten behoeve van zijn eigen distributiebedrijf kon inkopen kwam toen te vervallen, waardoor het onhaalbaar bleek om het bedrijf nog langer rendabel te exploiteren. Op 27 december 1951 besloot de gemeenteraad tot afstoting van het GEB, “[…] overwegende dat het aanvaarden van de voorwaarden van een nieuwe overeenkomst, waaromtrent van de zijde der provincie een aanbieding is ontvangen, betekent, dat over 1952 bij handhaving van de huidige verbruikerstarieven een nadelig exploitatiesaldo voor het gemeentelijke electriciteitsbedrijf zal ontstaan van rond ƒ 20.000,- [en] dat niet te verwachten is dat in de toekomst een gunstiger exploitatie zou kunnen worden verkregen.” Per 1 januari 1952 ging het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf volledig op in het Provinciaal Electriciteitsbedrijf; de elektriciteitsvoorziening in de gemeente was vanaf toen uitsluitend nog een provinciale aangelegenheid.

Kenmerken

Auteur:
A. Tuinhout
Soort toegang:
geen
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf van Idaarderadeel
Omvang:
0,24 m1
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 3032 Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf in Idaarderadeel, 1908-1938
VERKORT:
NL-LwnHCL 3032